VGWM Handboek

Veilig en gezond werken. Met respect voor mens en milieu.
En met uitsluiting van specifieke risico’s en gevaren.
Dát is waar VeiligWerk voor staat.

1.1 Ons Veiligheidsprogramma

Werken in de bouw of in de industrie brengt risico’s met zich mee. Veiligheid is dan ook een absolute must. Uiteraard zijn al onze bedrijfsonderdelen VCA-gecertificeerd. Maar veiligheid is meer dan het naleven van de regels. Het gaat om bewustzijn en gedrag: je verantwoordelijkheid nemen. Zodat jij en je collega’s onder veilige omstandigheden kunnen werken. Want niemand wil een ongeval.

Daarom is onze organisatie al een aantal jaren gestart met zijn veiligheidsprogramma.
Dit programma rust op de volgende 3 pijlers:

  • Verandering van houding en gedrag op het gebied van veiligheid.
  • Het bereiken van hetzelfde veiligheidsniveau en -beeld in de hele organisatie.
  • Samen werken aan veiligheid in de keten. Van opdrachtgever tot onderaannemer. En van aanbesteding tot uitvoering.

Werk altijd met gekeurd materieel en gereedschap!


In dit handboek vind je de basisinformatie die nodig is om veilig en gezond te kunnen werken. Wil je meer weten over bepaalde onderwerpen? Over veel veiligheidszaken bestaat een zogenoemde toolbox voor meer verdieping (bekijken alle toolboxen). In de toolbox vind je meer specifieke informatie.


Let op: deze informatie is niet vrijblijvend!
Misschien vanzelfsprekend, maar veiliger werken begint bij jezelf. We verwachten van je dat je je houdt aan de regels en richtlijnen in onder meer dit boekje. En dat je indien nodig zelf actief op zoek gaat naar aanvullende informatie om veilig te kunnen werken. Maar ook dat je je collega’s aanspreekt op onveilig gedrag. Of je nu werkt op een bouwplaats of op kantoor: houd je aan de zes houdingen gedragsregels.





BIG 6: de 6 grootste risico’s

Er gebeuren nog steeds regelmatig ongevallen. Daar willen we vanaf! Er zijn 6 typen ongevallen die voor 80 procent van al onze ongevallen zorgen. Dat is onze ‘BIG 6’:
struikelen
2 vallen
vallende voorwerpen
4 stoten tegen dingen die uitsteken
klemraken
geraakt worden door rondvliegende deeltjes

Dit zijn risico’s die vaak voorkomen. Neem deze dus mee in je LMRA (meer info, klik hier).







1.2 De VeiligWerk app

Heb je de VeiligWerk app al gedownload op jouw smartphone vanuit de AppStore of de Google Play?
In de VeiligWerk app meld je onveilige situaties en vind je onder andere veiligheidsinformatie, toolboxen, nieuwsbrieven. Met de knop ‘melden’ geef je o.a. onveilige situaties door. Van meldingen leren we en voorkomen we ongevallen in de toekomst. Geef een onveilige situatie dus altijd door.


Veilig werken begint bij jezelf. Als medewerker van onze organisatie ben je verplicht om voorzichtig en zorgvuldig te werken. En ben je verantwoordelijk voor je eigen veiligheid én die van je collega’s. Daarom werken we volgens vaste voorschriften en regels.

2.1 Algemene regels op het werk

Voordat je begint

  • Meld je bij de start van een project bij je leidinggevende. Zorg dat je altijd een geldig identiteitsbewijs bij je hebt (paspoort of ID-kaart).
  • Neem de regels en de ontruimingsprocedure van de projectlocatie door.
  • Gebruik altijd de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen. En onderhoud deze goed.
  • Controleer voor gebruik of het materieel/gereedschap gekeurd is. Er moet een geldige keuringssticker op zitten.

Tijdens het werk

  • Gebruik en onderhoud de aangebrachte veiligheidsvoorzieningen op de juiste manier en verander of verwijder deze nooit.
  • Telefoongebruik tijdens je werkzaamheden kan leiden tot gevaarlijke situaties. Gebruik je telefoon niet tijdens het bedienen van (elektrische) gereedschappen en (berijden) van machines/werktuigen. Móet je bellen tijdens je werkzaamheden of een onveilige situatie melden? Zorg dan dat je op een veilige plek staat. Breng ook anderen niet in gevaar. En let goed op je omgeving.
  • Rook alleen op plekken waar dat mag. Roken mag sowieso niet op de werkplek, in de schaftruimte of op kantoor.
  • Onder invloed zijn van drank of drugs op het werk is ten strengste verboden. Meld het gebruik van medicijnen bij je uitvoerder en collega’s zodat zij je kunnen helpen mocht het nodig zijn.
  • Houd je ook op projectlocaties aan de wegenverkeerswet; respecteer de verkeersregels en houd je aan de maximumsnelheid. Parkeer alleen op plekken waar dat mag.
  • Houd de werkplek, schaftgelegenheden, kantines en toiletruimtes schoon en opgeruimd. Op het werk terrein/-plek mogen geen afval of rest materialen achterblijven.
  • Houd toegangswegen op het project en naar je werkplek schoon.
  • Beperk je hoeveelheid afval. Scheid het afval en doe het in de juiste container of afvalbak. Afval verbranden mag nooit.
  • Ruim gemorst afval direct op met passende middelen. Mors je stoffen die schadelijk zijn voor mens en milieu? Meld het dan aan je leidinggevende.
  • Voorkom lekkages van olie en brandstof.
  • Laat machines of materieel niet onnodig en onbeheerd draaien.
  • Laat de verwarming en verlichting niet onnodig branden.
  • Maak geen onnodig lawaai tijdens je werk.
  • Voorkom schade aan flora & fauna
  • Voer reparaties, onderhoud en schoonmaakwerk uit op de aangewezen plek. Gebruik de voorgeschreven middelen en voorzieningen.

Na het werk

  • Ruim het werkterrein altijd op; sla materialen en gereedschappen op de juiste plek en manier op en sluit de bouwplaats goed af.
Jonger dan 18?
Dan gelden voor jou speciale, strenge regels. Je mag niet al het werk zomaar doen. Ook gelden voor jou aparte werk- en rusttijden. Ben je 15? Dan mag je alleen werken onder permanent toezicht van je leidinggevende. Ben je 16 of 17? Ook dan moet je leidinggevende regelmatig toezicht houden.


2.2 Instructie en voorlichting

Als medewerker moet je je altijd houden aan de veiligheidsinstructies van je leidinggevende.

Instructie
Ben je nieuw bij de organisatie? Dan krijg je een algemene introductie. Over onderwerpen als veiligheid, gezondheid, welzijn en milieu.

Daarnaast krijg je voor elk project van je leidinggevende een speciale projectinstructie. Daarbij komen alle veiligheidsrisico’s aan bod. Uiteraard doen we er alles aan om deze risico’s te beperken. Daarvoor hebben we verschillende methodes:

  • Voor elk project wordt een VGM-plan opgesteld. Hierin staan alle risico’s opgesomd op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu. Ook staat in het plan welke maatregelen er zijn getroffen. Je leidinggevende bespreekt de onderdelen die voor jou relevant zijn met je.
  • Soms moet je taken uitvoeren die nieuw zijn. Die niet vaak voorkomen. Of die een hoog risico met zich meebrengen. In deze gevallen maakt het projectteam, de uitvoerder of de veiligheidskundige een Taak Risico Analyse (TRA). Hierin staan de risico’s beschreven die bij die specifieke taak horen. Je leidinggevende bespreekt de TRA met jou.

Last Minute Risico Analyse (LMRA)
Uiteindelijk ben je natuurlijk ook zelf verantwoordelijk voor je eigen veiligheid. Hiervoor is er de Last Minute Risico Analyse (LMRA). De LMRA is de allerlaatste check voordat je aan de slag gaat.

Stel jezelf de volgende vragen om het LMRA-proces goed te kunnen doorlopen:

  • Weet ik precies wat ik moet doen en kan ik het ook zo doen?
  • Heb ik een startwerkinstructie gehad waarbij de risico’s van mijn werkzaamheden zijn behandeld?
  • Weet ik precies wat de mogelijke gevaren zijn en hoe ik die kan voorkomen?
  • Weet ik wat ik nodig heb om het werk veilig uit te voeren en is dat ook beschikbaar (bijv. gereedschap, beschermingsmiddelen)?
  • Zijn de omgevingsomstandigheden zodanig, dat ik mijn werkzaamheden veilig kan uitvoeren?

Het een, twee, drie van de LMRA!

1 Beoordeel het risico
Begin niet meteen met werken, maar bekijk eerst of er risico’s zijn.
2 Neem maatregelen
Bedenk wat je moet doen om de risico’s weg te nemen en voer deze maatregelen uit.
3 Start werk!
Je kunt nu veilig werken.

Stuit je naar aanleiding van de LMRA op een onveilige situatie? Meld het via de VeiligWerk app (zie hoofdstuk 5, meer info, klik hier).

Bezoekers
Krijg je bezoek? Dan ben jij verantwoordelijk voor de veiligheid van de bezoeker.

  • Bezoekers van een projectlocatie moeten zich altijd eerst melden bij de uitvoerder. Die legt de veiligheidsregels uit.
  • Werk je op kantoor? Dan haal je je bezoeker zelf op in de ontvangstruimte. En bij vertrek begeleid je de bezoeker naar de uitgang.

Toolboxmeeting
Tijdens de zogenoemde toolboxmeetings staan steeds één of meer actuele onderwerpen op het gebied van veiligheid centraal. Je kunt ook zelf een onderwerp aandragen. Uiteraard staat of valt het succes van een toolboxmeeting met de betrokkenheid van de deelnemers. Neem dus vooral actief deel aan de bijeenkomst. En houd je aan wat er tijdens de bijeenkomst besproken wordt. In de VeiligWerk app kun je zelf ook toolboxen vinden.

Scholing en opleiding
Iedereen op de bouwplaats moet minimaal het certificaat Basisveiligheid VCA hebben gehaald. Daarnaast volg je aanvullende veiligheidstrainingen. Welke dat zijn? Dat hangt af van je functie. En van het project waar je aan het werk bent. Ook krijg je aanvullende trainingen voor specifieke werkzaamheden met veel risico’s.

Veiligheidspaspoort
Als dat nodig is, vraagt je leidinggevende een veiligheidspaspoort voor je aan. Hierin staan de veiligheidsopleidingen die je hebt gevolgd en je medische gegevens. Verandert er iets in je situatie? Meld dit dan bij je leidinggevende.


Om onszelf tijdens het werk te beschermen, dragen we persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s). Sommige zijn altijd verplicht. Andere PBM’s horen bij een specifieke taak of situatie. Hieronder kun je lezen wanneer je welke PBM’s dient te dragen. Sommige projecten hebben algemene, aanvullende, eisen voor het dragen van PBM’s. Bijvoorbeeld een reflecterende broek of de veiligheidsbril. Op het project hoor je welke PBM’s altijd verplicht zijn.

3.1 Verplichte PBM's

Op alle bouwplaatsen1 ben je verplicht om een bouwhelm, veiligheidsschoenen en reflecterende kleding te dragen. Ook moet je een veiligheidsbril binnen handbereik hebben.

1. Een bouwplaats is gedefinieerd als een werklocatie binnen bouwhekken, werkvak, werf of productielocatie.
Zie afbeelding 1:

Bij slecht zicht (avond, nacht, sneeuw, mist etc) is zowel een reflecterende lange broek als een jas/trui met lange mouwen verplicht.

Ben je aan het werk langs het spoor? Dan ben je verplicht veiligheidsschoenen, een helm en gele reflecterende kleding te dragen.

Let op, de kleur van de verplichte PBM’s langs het spoor is sinds 1 juli 2019 in oranje veranderd.

Zie afbeelding 2:

Bij servicewerkzaamheden in operationele gebouwen (een operationeel gebouw is een kantoor, woonhuis of andere ruimte zonder bouwhekken of afzettingen) ben je verplicht om minimaal veiligheidsschoenen te dragen.

Zie afbeelding 3:

3.2 Waar moeten PBM's aan voldoen?

Voor PBM’s gelden specifieke eisen en normen. Schaf dus zelf geen PBM’s aan. Maar bestel deze via je werkgever. Gebruik en onderhoud PBM’s volgens de bijgeleverde instructies.

Kleding
Algemeen

  • Draag altijd de werkkleding die je van je werkgever krijgt. Waar nodig ontvang je brandvertragende en antistatische kleding.
  • Draag altijd een lange broek tijdens het werk.
  • Draag altijd minimaal een T-shirt.

Reflecterende kleding

  • In alle gevallen moet de reflecterende kleding voldoen aan klasse 2 (veiligheidshesje, zie afbeelding 1).
  • Bij werken langs de weg moet de reflecterende kleding voldoen aan de EN ISO 20471 klasse 2 en de RWS norm (oranje veiligheidshesje). Bij slecht zicht (avond, nacht, mist of regen) moet de kleding voldoen aan klasse 3 (oranje veiligheidsbroek en -jas. Zie afbeelding 2.
  • Bij werken langs het spoor moet de reflecterende kleding voldoen aan de EN ISO 20471 klasse 2 en de Prorail-norm (oranje veiligheidshesje). Bij slecht zicht (avond, nacht, mist of regen) moet de kleding voldoen aan klasse 3 (oranje veiligheidsbroek en – jas. Zie afbeelding 2.

Bouwhelm

Bouwhelmen met (inklapbare) veiligheidsbril. Ben je brildragend? Dan kun je een veiligheidsbril op sterkte bestellen.

Veiligheidsbril

De veiligheidsbril moet nauw aansluiten op je gezicht. De veiligheidsbril moet je dragen bij alle verspanende werkzaamheden3, bij spettergevaar, en bij het werken met gevaarlijke stoffen.
3. Frezen, tappen, draaien, vijlen, boren, zagen, kotteren, brootsen, slijpen, honen, leppen, schaven en steken.

Veiligheidsschoenen

De veiligheidsschoen of -laars moet voldoen aan klasse S3 of klasse S5. Dit betekent dat de schoen of laars:

  • een harde neus heeft.
  • een harde tussenzool heeft.
  • antistatisch is.
  • een antislipprofiel heeft.
  • waterdicht is (verhoogde waterdichtheid S3 / waterdicht S5).

Aanvullend gelden de volgende regels:

  • Op bouwplaatsen is een hoge schoen verplicht.
  • Bij bodemverontreiniging is een veiligheidslaars (S5) verplicht.
  • Bij servicewerkzaamheden kun je een lage schoen dragen.
  • Bij asfalteren zijn speciale asfaltschoenen verplicht.

Overige PBM’s
Overige PBM’s moeten in specifieke situaties worden gedragen. Dit staat beschreven bij de specifieke werkzaamheden en situaties verderop in dit boekje (hoofdstuk 7). Of in het VGM/KAM-plan van het project of het bedrijfsonderdeel. Hierbij geldt dat de onderstaande PBM’s in de omschreven situaties in elk geval gedragen moeten worden.

Gehoorbescherming
Draag gehoorbescherming bij een geluidsniveau van meer dan 80 dB(A), dit is vergelijkbaar met het geluidsniveau van zeer druk verkeer. In de keten zijn oordopjes te verkrijgen. Indien gewenst kun je (via je eigen bedrijf) otoplastieken laten aanmeten of oorkappen bestellen.

Handschoenen
Bij het werken met chemicaliën (zoals aangegeven op het veiligheidsinformatieblad) en scherpe voorwerpen is het gebruik van de juiste handschoenen verplicht. Hetzelfde geldt bij het lassen, snijden en branden.

Ademhalingsbescherming

  • Zie je stof? Dan levert dit direct een risico op. Pak stofvorming bij de bron aan; door afzuiging of door water toe te voegen. Kan dat niet? Gebruik dan een FFP3-stofmasker.
  • Werk je met gassen of chemicaliën? Gebruik dan verplicht het juiste type ademhalingsbescherming.

Valbeveiliging
Voordat je werkt met valbeveiliging dien je een instructie te ontvangen over hoe valbeveiliging werkt en hoe je deze dient te gebruiken.
Je dient te zijn aangelijnd in de volgende situaties:

  • Bij het werken op een hoogte van meer dan 2,5 meter als randafscheiding niet mogelijk is. En als je dichter dan 4 meter bij de rand aan het werk bent.
  • Als je in een hoogwerker of werkbak werkt. Maak de valbeveiliging vast op een daartoe geschikte plek.
  • Bij het werken onder de 2,5 meter, wanneer er geen randbeveiliging mogelijk is en de ruimte daaronder niet obstakel vrij is.

Reddingsvest

  • Bij werkzaamheden op het water ben je verplicht om een reddingsvest te dragen.
  • Alléén werken op en binnen 4 meter van het water is niet toegestaan.
  • Bij werkzaamheden langs het water (minder dan 4 meter) dien je ook een reddingsvest te dragen indien er geen randbeveiliging aanwezig is.

Om helder te kunnen communiceren over risico’s, gebruiken we vaste veiligheidssymbolen. Die zijn voor iedereen snel te begrijpen. Voor de bijbehorende borden gebruiken we vaste kleuren en vormen:

  • Geel duidt op een waarschuwing: pas op! Waarschuwingsborden zijn altijd driehoekig. 
  • Een bord met een rode rand betekent dat je iets niet mag. Deze verbodsborden zijn altijd rond. 
  • Blauw betekent een gebod: iets dat je verplicht moet doen. Ook gebodsborden zijn altijd rond. 
  • Groen duidt op hulp. De borden zijn rechthoekig.
  • Er zijn ook borden die informatie of aanwijzingen geven, deze borden zijn altijd blauw en vierkant.
  • Brandbestrijdingsmiddelen worden aangegeven door middel van rode vierkanten borden. 

4.1 Meest voorkomende borden

In dit hoofdstuk vind je een overzicht van de meest voorkomende borden in de bouw. Bekijk ze regelmatig goed.







Een onveilige situatie, ongeval of milieu-incident: het kan altijd voorkomen, ondanks alle veiligheidsmaatregelen. Weet wat je moet doen in zo’n situatie.

5.1 Alarmkaart / bedrijfsnoodplan

Elke (project)locatie heeft een alarmkaart waarop staat:

  • wie je moet bellen.
  • wat je moet doen.
  • wie de bedrijfshulpverleners zijn. 

Zorg ervoor dat je weet waar de alarmkaart hangt, zodat je hem in geval van een calamiteit tijdig kan raadplegen. Zorg er daarnaast voor dat je op de hoogte bent van de locatie van de verzamelplaats, AED, EHBO koffer, brandblusmiddelen etcetera.

Mocht er zich toch een calamiteit voordoen dan geldt het volgende:

  • Volg de aanwijzingen van de hulpverleners (intern/extern) op.
  • Schakel de werkapparatuur uit of laat dit doen.
  • Indien er geen gevaar heerst; draai afsluiters van gas-/zuurstofleidingen (flessen) dicht.
  • Zorg dat bouwwegen en (calamiteiten)toegangen vrijgemaakt worden van obstakels voor hulpverlening.
  • Verlaat de werkplek rustig en zo snel mogelijk richting verzamelplaats.
  • Geef geen informatie aan mensen die niet werkzaam zijn op het project en voorkom paniek.
  • Laat u registreren op de verzamelplaats (ga niet naar huis!).

5.2 Ongevallen

Een ongeval kan met en zonder letsel zijn.

  • Is er sprake van letsel? Laat dan zo nodig eerste hulp verlenen door een bedrijfshulpverlener (BHV).
  • Meld het ongeval direct aan je leidinggevende.
  • Leg het ongeval vast op een incidentenrapport en maak foto’s van de situatie.
  • Volg de alarmkaart voor verdere instructies. 

5.3 Milieuincidenten

Schade aan flora en fauna, ongewenste stoffen in de lucht, grond of water: allemaal voorbeelden van milieu-incidenten.

  • Neem direct maatregelen om verdere schade aan milieu te beperken.
  • Meld het milieu-incident direct aan je leidinggevende.
  • Leg het milieu-incident vast op een incidentenrapport en maak foto’s van de situatie.
  • Volg de alarmkaart voor verdere instructies.


Onveilige situatie? We kunnen er van leren! 

Onveilige situatie? Meld het via de VeiligWerk app!
Kom je een onveilige situatie tegen? Dan ben je verplicht dit te melden zodat we ervan kunnen leren. Meld het eerst mondeling bij de uitvoerder. Daarna digitaal via de speciale VeiligWerk app. Met deze app kun je digitaal onveilige situaties vastleggen. Of juist de oplossingen die jullie hebben bedacht voor onveilige situaties. In de app registreren we foto’s, maatregelen en de locatie van deze situatie. Zodat we kunnen bijhouden hoe het ermee staat. En we ervan kunnen leren.
Je kunt de VeiligWerk app downloaden in de App store voor de iPhone, Google Play voor Android of de Windows Store. Je kunt ook melden via de VeiligWerk website .

6.1 Handhavingsbeleid

We willen allemaal aan het eind van de dag weer veilig naar huis. Daarom streven we naar een veilige werkomgeving. Naar veilige werkomstandigheden. En naar het voorkomen van ongevallen. Dit is grotendeels te bereiken door de juiste houding en gedrag. Daarom verwachten we van alle medewerkers om zich aan de volgende 6 houding en gedragsregels te houden: 

De 6 houding en gedrag regels:
1
Ik neem verantwoordelijkheid voor mijn eigen en andermans veiligheid. 
2  Ik neem direct actie bij een onveilige situatie.
3  Ik spreek mijn collega’s aan op onveilig werken. 
4  Ik waardeer dat collega’s mij aanspreken op onveilig werken. 
5  Ik meld onveilige situaties zodat collega’s daarvan kunnen leren. 
6  Ik bespreek veiligheidsdilemma’s met mijn leidinggevende. 

VeiligWerk gaat er vanuit dat je je werkzaamheden veilig wilt uitvoeren. En dat je je eigen veiligheid, die van je collega’s en je omgeving in acht neemt. Doet iemand dit niet? Dan moet hij hierop aangesproken worden; door zijn collega’s, leidinggevende, of ieder ander. Door dit gesprek aan te gaan, kunnen we de veiligheid op de werkplek verbeteren. 

Wordt iemand echter aangesproken op onveilig gedrag en wil hij zijn houding en gedrag vervolgens niet aanpassen om de veiligheid te verhogen? Dan volgen er maatregelen. Volgt iemand de veiligheidsinstructies niet op, zelfs niet nadat hij hierop aangesproken is? Dan volgt een officiële waarschuwing (gele kaart) of sanctionering (rode kaart), met bijbehorende consequenties. Alleen je leidinggevende en/of de (hoofd)uitvoerder mag zo’n waarschuwing of sanctionering geven. 

Het doel van het handhavingsbeleid: voor iedereen een veilige werkomgeving creëren! Waarschuwen en sanctioneren horen daar zo nodig bij.

Aanspreken
Iedereen kan een keer iets over het hoofd zien of een vergissing maken. Daarom is het belangrijk dat we op elkaar letten en elkaar aanspreken bij onveilig gedrag. Dit geldt voor iedereen: voor een collega, de directeur, een bezoeker of een onderaannemer. Spreek elkaar aan als je ziet dat iemand de veiligheidsinstructies niet opvolgt. Als iemand de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) niet draagt. Als iemand rookt op plekken waar dit niet is toegestaan. Of als de orde en netheid niet op orde zijn. Zo maken we veiligheid bespreekbaar. En werken we samen aan een veiligere werkomgeving.

Waarschuwen (gele kaart)
Word je aangesproken op onveilig gedrag? Maar ga je hier toch mee door? Of ga je herhaaldelijk over de schreef? Dan volgt een officiële waarschuwing en krijg je een aantekening in het centrale systeem. De waarschuwing wordt ook besproken met je leidinggevende/ werkgever. De schriftelijke bevestiging hiervan wordt opgenomen in je (personeels)dossier. Ontvang je binnen drie maanden geen nieuwe waarschuwing? Dan vervalt de gele kaart.

Sanctioneren (rode kaart)
Breng je jezelf, je collega’s en/of je omgeving bewust in gevaar? Dan hoor je niet thuis bij de organisatie! Wij willen een veilige werkplek bieden en daar past geen onveilig gedrag bij. Je krijgt in dat geval een ontzegging van de werkplek. Ook moet je je melden bij de directie. De sanctionering wordt vastgelegd in het centrale systeem. De schriftelijke bevestiging hiervan wordt opgenomen in je (personeels)dossier. Afhankelijk van de situatie volgt een schorsing. Ontbinding van de arbeidsovereenkomst, of het contract met de onderaannemer. Eventuele productieverlieskosten (inclusief mogelijke stagnatiekosten) zijn voor rekening van de onderaannemer.

Volg je herhaaldelijk een waarschuwing niet op? Ook dan geldt bovenstaande procedure. Hetzelfde geldt als je een tweede waarschuwing ontvangt binnen drie maanden na de eerste waarschuwing. Als je alcohol en/of drugs gebruikt op locatie of als je onder invloed bent. Als je vecht of agressief gedrag vertoont. Of als je je schuldig maakt aan diefstal.

Heb je een waarschuwing of sanctionering ontvangen? En ben je het daar niet mee eens? Dan kun je hiertegen bezwaar indienen. Dit kan alleen bij de HR-manager of directeur.
De directeur beslist vervolgens. Bezwaar maken heeft alleen nut als er geen heldere veiligheidsvoorschriften waren. Als je geen zorgvuldige en aantoonbare instructie van de veiligheidsregels hebt gehad. Of als je de de waarschuwing of sanctionering hebt gekregen van een persoon die hiertoe niet bevoegd is.


Iedereen wil weer veilig naar huis na zijn werkdag. Daar hebben we elkaar voor nodig! Werk veilig en spreek elkaar aan op onveilig gedrag of onveilige situaties. Zo werken we samen aan een veiligere werkomgeving voor iedereen.

7.1 Langs de weg

Werken langs de (snel)weg brengt specifieke risico’s met zich mee. Daarom plaatsen we wegafzettingen. Dat doen we met verkeerskegels (pylonen). Met geleidebakens (schildjes). Of met een barrier van staal of beton.

Risico's > Wat kan er gebeuren?
  • Je kunt worden aangereden.
  • Je kan de weggebruikers in gevaar brengen.
  • Je kan een boete krijgen.
  • Andere weggebruikers kunnen je volgen het werkvak in of de bouwplaats op.
Maatregelen > Wat moet je doen?
Bij het inrijden van de afzetting:
  • Gebruik een geel/oranje zwaailamp op het dak (360˚ zichtbaar).
  • Zorg ervoor dat het bordje ‘Werkverkeer’ goed zichtbaar is aan de achterkant van de auto.
  • Geef duidelijk en op tijd richting aan.
  • Verminder je snelheid.
  • Zie onderstaande afbeelding voor juiste handelswijze.
  • Houd rekening met de veiligheid van het verkeer.
  • Veroorzaak geen hinder voor het verkeer.
  • Plaats de ontheffing zichtbaar achter de voorruit.
  • Gebruik de ontheffing alleen voor je werkzaamheden. Let op de extra instructies op de ontheffing.
  • Voeg niet in bij slecht zicht (zoals mist, sneeuwval of andere omstandigheden die het zicht beperken).
  • Draag altijd de juiste PBM’s (zie hoofdstuk 4).
  • Bij gebruik van vluchtstrook mag de snelheid maximaal 50 km/h zijn en het verschil met ander verkeer maximaal 20 km/h indien het verkeer langzamer rijdt dan 70km/h.

Bij het werken binnen een afzetting:

  • Kom niet in de veiligheidsruimte, houd je aan de afstanden in de afbeelding onderaan de tekst.
  • Eenmaal binnen de afzetting: rijd stapvoets. En doe de geel/oranje zwaailamp uit.
  • Voer normale verlichting en zet je alarmlichten aan als je rijdt. (Bij werkzaamheden op onderliggend wegennet moet je in plaats van alarmlichten je zwaailamp aan hebben).
  • Parkeer je voertuig op de aangegeven locatie.
  • Bij parkeren is alle verlichting uitgeschakeld.
  • Draag signalerende kleding.
  • Verander nooit zelf de aangebrachte verkeersmaatregelen.
  • Let op rijdende voertuigen in de afzetting. Blijf zelf zichtbaar. En maak contact met de bestuurder.
  • Werk je achter een barrier? Houd dan rekening met een veilige afstand tussen jezelf en de barrier.
  • Zijn er kegels omgereden, zet ze niet zelf terug.

De inrichting van het werkvak is weergegeven in de afbeelding hieronder. De minimale veiliheidsruimte achter de pijlwagen en voor het einde van de afzetting is 130 meter. Dat betekent dat er in dit gebied geen werkzaamheden mogen worden verricht en geen auto’s kunnen worden geparkeerd. De grenzen zijn gemarkeerd met 3 haaks op de rijrichting staande kegels.

Is een weggebruiker het werkvak of bouwplaats in- of opgereden

  • Zoek contact.
  • Zet de geel/oranje zwaailamp aan.
  • Houd hem aan en informeer hem over de wijze van uitvoegen aan het einde van de afzetting en het gewenste gedrag binnen het werkvak.
  • Breng jezelf nooit in gevaar en spring niet voor een voertuig om hem tot stoppen te dwingen.
Zelf regelen? Niet doen!

Soms is de verkeerssituatie rond een afzetting chaotisch. Ga het verkeer niet zelf regelen! Dat mag niet. Overleg met je leidinggevende over het inzetten van een bevoegd verkeersregelaar.

Meer weten?
Zie toolbox Werken langs de weg

7.2 Langs het spoor

Werken langs het spoor brengt specifieke risico’s met zich mee. Daarom mag je alléén werken langs het spoor als je hiervoor een training hebt gevolgd.

Passerende treinen en hoogspanning op de bovenleiding zijn de twee belangrijkste risico’s bij het werken langs het spoor. Voor het veilig werken zijn heel veel regels opgesteld. Hier volgen de belangrijkste:

  • Niet op dwarsligger stappen.
  • Niet op spoorstaven stappen.
  • Gebruik overpaden.
  • Blijf 1,5 meter van de spoorstaaf.
  • Meld je altijd aan en af.
  • Blijf 1,5 meter van de bovenleiding.
  • Sla geen spullen op binnen 1,5 m van de spoorstaaf.
Risico's > Wat kan er gebeuren?
  • Je kunt worden aangereden.
  • Je kunt geëlektrocuteerd worden.
Maatregelen > Wat moet je doen?
  • Zorg dat je je DVP “toegang tot het spoor” bij je hebt.
  • Meld je aan bij de Leider Werkplekbeveiliging (LWB) of de Leider Lokale Veiligheid (LLV). Hij geeft je een veiligheidsinstructie en meldt je aan en af (met het digitaal veiligheids paspoort).
  • Controleer je PBM’s (veiligheidsschoenen, helm, geel fluorescerend vest). Alleen veiligheidspersoneel draagt oranje kleding. Per 1-1-2020 zal deze kleurstelling omgekeerd zijn.
  • Volg altijd de instructies van het veiligheidspersoneel op.
  • Leun niet tegen de Fysieke Afscherming.
  • Blijf uit de buurt van onder spanning staande delen zoals de bovenleiding of de 3e rail(metro).
  • Kom niet in het spoor of voorbij de Fysieke Afscherming.
  • Controleer of de kraanaarde is aangesloten op je machine (rupskraan / heistelling / draadkraan / etc.) Is de kraanaarde niet aangesloten? Meld dit bij de uitvoerder en sluit deze eerst aan voordat je gaat werken.

Meer weten?
Zie toolbox Werken langs het spoor

7.3 De ladder of trap

De ladder of trap is zelf geen werkplek, maar is bedoeld om op een werkplek te komen. Kun je een ander, veiliger arbeidsmiddel gebruiken? Zoals een (rol)steiger (meer info, klik hier) of een hoogwerker (meer info, klik hier)? Gebruik die dan. Moet je wel (kortdurend) op een ladder of trap werken? Dan is het belangrijk dat je dit veilig doet. Houd je daarom aan de richtlijnen (meer info, klik hier). Er gebeuren namelijk nog te veel (val)ongelukken met ladders en trappen. 

Risico's > Wat kan er gebeuren?
  • De ladder of trap kan omvallen of wegglijden.
  • Je kunt een misstap maken op de ladder of trap.
  • Je kunt je evenwicht verliezen en vallen doordat er geen leuning is.
Maatregelen > Wat moet je doen?
  • Zorg voor een horizontale stevige ondergrond.
  • Plaats de ladder of trap niet voor een deur of doorgang.
  • Zet de ladder aan de bovenzijde vast.
  • Sta op twee voeten en houd de ladder met minimaal 1 hand vast.
  • Verplaats de ladder of trap als je er niet meer goed bij kunt.
  • Gebruik hulpmiddelen voor het transport van materiaal.
  • Zet de omgeving wanneer nodig af en laat de ladder of trap niet onbeheerd achter.

Voor het gebruik van ladders en trappen hebben we speciale richtlijnen. In de tabel (klik hier) kun je precies zien wanneer je de ladder of trap wel mag gebruiken als werkplek en wanneer niet.

Waar moet je altijd op letten?
  • Het te vervoeren materiaal op de ladder of trap moeten kleiner zijn dan 1 meter. 
  • De voorwerpen die je moet dragen moeten lichter zijn dan 10 kilogram.
  • Werk niet bij windkracht 6 of hoger of bij gladheid.


Meer weten?

Zie de toolbox Ladders of het A-blad Ladders en trappen (Arbouw).



7.4 De rolsteiger

Rolsteigers gebruiken we in de bouw op grote schaal voor montage- en installatiewerkzaamheden. We voeren ze bij voorkeur zo licht mogelijk en met zo klein mogelijke dwarsafmetingen uit. Zo blijven ze goed hanteerbaar. Een rolsteiger is zo geconstrueerd en samengesteld, dat hij stabiel en sterk genoeg is. Een rolsteiger mag je zelf opbouwen. Zorg wel dat je geïnstrueerd bent. En: werk met z’n tweeën. Want het opbouwen is niet zonder risico’s.

Risico's > Wat kan er gebeuren?
  • De steiger kan instorten door overbelasting.
  • De steiger kan omvallen.
  • Je kunt van de steiger vallen.
Maatregelen > Wat moet je doen?

Bij het opbouwen

  • Bouw de steiger alleen op als je de montageinstructies kent. Deze moeten aanwezig zijn. 
  • Controleer of de steigeronderdelen compleet en goedgekeurd zijn. Gebruik geen verschillende merken en/of systemen door elkaar. 
  • Werk altijd met zijn tweeën.

Bij het opstellen

  • Stel de steiger stabiel en horizontaal op.
  • Zorg ervoor dat de wielen geblokkeerd zijn.
  • Zorg dat de werkvloeren dicht liggen.
  • Breng stabilisatoren aan. Deze zijn verplicht als er een tweede staander wordt gebruikt. 
  • Plaats nooit een ladder of hulpsteiger op de werkvloer. 
  • Maak geen hijsconstructies vast aan de steiger.
  • Ga niet aan de slag op de steiger bij windkracht 6 of meer.
  • Laat de steiger nooit onbeheerd achter.

Bij het verrijden

  • Gebruik bij een zachte ondergrond rijplaten.
  • Controleer of er geen personen op de steiger staan.
  • Laat de stabilisatoren zitten. Hebben de stabilisatoren geen wielen? Houd ze dan vrij van de grond.

Meer weten?
Zie de toolbox Rolsteigers en het A-blad Rolsteigers (Arbouw).

7.5 De vaste steiger

Er gebeuren vaak ongevallen met steigers. Zowel bij het opbouwen, het gebruiken als bij het demonteren. Vaak ontstaan ongelukken doordat gebruikers aanpassingen doen aan de steiger. Omdat het ontwerp niet is toegespitst op de verschillende gebruikssituaties. Of omdat de steiger niet is opgebouwd volgens de tekening.


Steigers en steigermateriaal moeten daarom voldoen aan strikte eisen. De steigers worden volgens speciale richtlijnen opgebouwd. Voor het bouwen van stellingen is speciale kennis en vaardigheid nodig. Alleen erkende steigerbouwbedrijven mogen steigers bouwen.

Risico's > Wat kan er gebeuren?
  • Je kunt van de steiger vallen.
  • Je kunt struikelen door materiaal op de steiger.
  • Je kunt worden geraakt door voorwerpen die van de steiger vallen.
  • De steiger kan instorten door overbelasting.
Maatregelen > Wat moet je doen?
  • Breng geen wijzigingen aan steigers aan.
  • Ga niet hijsen of takelen aan een normale steigerconstructie.
  • Breng zelf geen netten, zeilen, windschermen en dergelijke aan. Tenzij je daarvoor toestemming hebt na overleggen van de berekeningen en in overleg met de steigerbouwer.
  • Maak geen bouwliften vast aan de steiger. Dit mag alleen, als een berekening aantoont dat dit kan. En als de fabrikant van de lift hierin toestemt.
  • Ondergraaf geen steigers. Moet er toch in de buurt van de steiger worden gegraven?
  • Doe dit dan in overleg met de steigerbouwer.
  • Overschrijd de maximale belasting niet.
  • Gebruik geen steigerdelen als stophout of stempelhout voor kranen. Of als bescherming voor slangen over de rijbaan.
  • Gebruik steigerpijpen niet als breekijzer. 

Waar moet je altijd op letten?
Alle samengestelde (stalen) steigers moeten zijn berekend en goedgekeurd. Een goedgekeurde steiger moet zijn voorzien van een ingevulde steigerkaart. Ontbreekt deze? Dan mag je de steiger niet betreden.

Meer weten?
Zie de toolbox Werken op hoogte of het A-blad Veilige steiger (Arbouw).

7.6 De hoogwerker

Om te kunnen werken op moeilijke bereikbare plaatsen, kan een hoogwerker worden gebruikt. Een hoogwerker is een verplaatsbaar hefwerktuig. Het is speciaal bedoeld voor het heffen van personen.

Risico's > Wat kan er gebeuren?
  • De hoogwerker kan kantelen.
  • De hoogwerker kan ergens tegenaan rijden.
  • Jij/omstanders kunnen bekneld komen te zitten.
  • Je kunt van de hoogwerker vallen.
  • Je kunt tijdens het rijden uit de hoogwerker geslingerd worden.
Maatregelen > Wat moet je doen?
  • Je moet een gedegen instructie/training hebben gehad. Je moet bekend zijn met de bedieningsvoorschriften en de nodige vaardigheden hebben. 
  • Gebruik de hoogwerker alleen als je 18 jaar of ouder bent.
  • Gebruik de hoogwerker niet voor hijswerkzaamheden.
  • Draag altijd een harnasgordel met een korte lijn. Maak deze lijn in de hoogwerker vast aan een daartoe geschikte plek.
  • Vervoer alleen handgereedschappen en materialen met de hoogwerker. Let erop dat deze zaken niet uitsteken.
  • Let op het maximale aantal personen en gewicht.
  • Zorg ervoor dat de ondergrond stevig genoeg is.
  • Ga niet aan de slag op de hoogwerker bij windkracht 6 of meer.
  • Stap nooit op hoogte uit de hoogwerker!
  • Kans op vallende voorwerpen? Zet de omgeving van de hoogwerker dan af.

Meer weten?
Zie de toolbox Hoogwerkers.

7.7 Graafwerkzaamheden

Onder de grond liggen vele kilometers aan telefoonlijnen, leidingen voor water, elektriciteit, gas en olie. En nog vele andere kabels en leidingen. Een graaf incident kan levensgevaarlijk zijn voor de veroorzaker en zijn omgeving.

Risico's
Wat kan er gebeuren?
  • Contact met ondergrondse structuren en leidingen.
  • Kans op werken in besloten ruimten.
  • Instorten van wanden.
  • Vallen van hoogte of uitgegraven materiaal.
  • Werken in verontreinigde grond.
Maatregelen
Wat moet je doen?
  • Graaf alleen op toestemming van de uitvoerder.
  • Bespreek de precieze werklocatie vooraf met de uitvoerder.
  • Vraag vooraf bij je uitvoerder of via het graaf loket naar aanwezige kabels en leidingen.
  • Maak proefsleuven of steek- of prik voor om onbekende kabels en leidingen te vinden.
  • Zorg voor een schoongrond verklaring.
  • Zorg voor een veilige toegang en afscherming.

Meer weten?
Zie toolbox Veilig werken in en rondom putten en sleuven, Voorkom graafschade.

7.8 Werken langs of op het water

Soms zijn de werkzaamheden op of langs het water.

Risico's
Wat kan er gebeuren?
  • Te water raken.
  • Verdrinking.
  • Verwonding als gevolg van te water raken (onderkoeling, breuken, wonden).
  • Tijdens personen transfer geklemd raken tussen schip - wal en schip- schip.
  • Ziekte van Weil.
Maatregelen
Wat moet je doen?
  • Plaats randbeveiliging waar mogelijk.
  • Draag een reddingsvest binnen 4m van het water (wanneer er geen randbeveiliging is).
  • Werk met ten minste 2 personen.
  • Roep om hulp, als iemand te water raakt. Ga nooit zelf het water in.
  • Geschikte opstap plaats voorzien voor personen transfers.
  • Zorg dat je weet waar je reddingsmiddelen kan vinden (reddingsboei, pikhaak, zwemtrap, etc.).

7.9 Elektrische- en gasinstallaties

Voor het werken aan of met elektrische- en gasinstallaties bestaan strenge regels. En dat is niet gek. Dit werk brengt grote risico’s met zich mee.

Risico's > Wat kan er gebeuren?

Je kunt onder stroom komen te staan:

  • doordat je iets aanraakt dat onder spanning staat.
  • door kortsluiting.
  • door overbelasting.

De gevolgen hiervan kunnen verschillen. Van een flinke schok en brandwonden tot hartklachten en hersenbeschadiging.

  • Er kan brand uitbreken.
  • Er kan een explosie plaatsvinden.
Maatregelen > Wat moet je doen?
  • Zorg ervoor dat er geen spanning meer op de elektrische installatie staat.
  • Uitgangspunt is dat er niet wordt gewerkt aan onder spanning staande installaties. Een en ander is geregeld in de NEN 3140.
  • Neem na een ongeval met elektriciteit altijd contact op met een (huis)arts.
  • Draag de juiste PBM’s, bij gasinstallaties zowel antistatisch als brandvertragend.
  • Roken of open vuur zijn verboden in de buurt van een gasinstallatie.

Meer weten?
Zie diverse veilig werkinstructies.

7.10 Kwartsstof

Bouwmaterialen met kwartsstof veroorzaken veel stof als je ze bewerkt. De kleine stofdeeltjes kunnen in je longen terechtkomen.


Wat zijn kwartsstoffen?
Materialen met kwartsstof zijn onder meer betonsteen, baksteen, kalkzandsteen, zandsteen, cellenbeton, beton, cement, keramiek en puin. Kwartsstof ontstaat als je deze materialen gaat boren, frezen, slijpen, schuren, slopen of schoonmaken.

Risico's > Wat kan er gebeuren?

Bij inademing kun je longziektes krijgen. Zoals longontsteking, stoflongen en longkanker. Ook kun je een allergische reactie krijgen.

Maatregelen > Wat moet je doen?
  • Kies de werkmethode waarbij het minste stof vrijkomt.
  • Gebruik gereedschap met afzuiging en/of watertoevoer.
  • Gebruik je alleen watertoevoer? Draag dan een stofmasker (FFP3). Via de waternevel kun je namelijk nog steeds stof inademen.
  • Haal hulpstukken niet van je gereedschap af. Ook niet als dat gemakkelijker werkt.
  • Zorg voor voldoende ventilatie en een schone werkvloer.

Meer weten?
Zie de toolbox Kwartsstof.

7.11 Asbest

Asbest is tegenwoordig verboden. Maar vroeger werd deze stof vaak gebruikt in de bouw. Onder meer als plaatmateriaal in daken, vloeren, wanden en plafonds. En als mantelbuis en waterleidingbuis. Vooral in gebouwen van voor 1994 kom je nog vaak asbest tegen. In de bouw is asbest vooral toegepast in:

  • plaatmaterialen verwerkt in gevels, daken, vloeren, wanden en plafonds.
  • diverse kanalen voor ventilatie en rookgasafvoer en leidingen voor riolering.
  • in gespoten vorm op staalconstructies en plafonds.
  • bekledingsisolatie om leidingen en ketels.
  • als pakking (koord) in kasten en cv-installaties.
Risico's > Wat kan er gebeuren?

Asbest bestaat uit hele kleine vezeltjes.
Die kunnen bij inademen heel schadelijk zijn.
Asbestdeeltjes komen vrij als je in asbest gaat boren of zagen.

Maatregelen > Wat moet je doen?
  • Kom je onverwacht asbest tegen? Leg het werk dan meteen stil. Sluit het besmette gebied af. En meld het bij je leidinggevende.
  • Ga nooit zelf aan de slag met asbest. En verwijder het nooit zelf. Schakel hiervoor altijd een gespecialiseerd en gecertificeerd bedrijf in via de projectleiding/uitvoerder.
Bovenstaande regels zijn van toepassing als je onverwacht asbest tegenkomt. Uiteraard kan het voorkomen dat we vooraf al weten dat we in een project met asbest gaan werken. In dat geval krijg je een specifieke instructie.

Meer weten?
Zie de toolbox Asbest herkennen.

7.12 Verontreinigde grond of grondwater

Soms zitten er stoffen in de grond of het grondwater die daar niet thuis horen. Zoals zware metalen of chemische producten. Die kunnen schadelijk zijn. Is de bodem verontreinigd dan moet er een Deskundig Leidinggevende Projecten (DLP’er) aanwezig zijn en moeten er maatregelen genomen worden conform de CROW 400.

Risico's > Wat kan er gebeuren?

De risico’s hangen af van de stof die in de grond zit.

Maatregelen > Wat moet je doen?
  • Meld je altijd bij de leidinggevende van de locatie. En volg zijn aanwijzingen altijd op.
  • Zorg dat je weet om welke verontreinigde stof het gaat. En neem de juiste maatregelen.
  • Eet, drink en rook niet op de locatie.
  • Neem je een pauze? Bijvoorbeeld om te eten, drinken, roken of naar de wc te gaan? Trek verontreinigde kleding dan uit. En was je handen.
  • Was je handen als je de locatie verlaat.

Meestal weet je van tevoren of je met verontreinigde grond of grondwater te maken krijgt. Maar je kunt het ook onverwacht tegenkomen.
  • Leg het werk meteen stil als je vermoedt dat je verontreinigde grond of grondwater tegenkomt.
  • Vertel het aan je leidinggevende als je iets ongewoons ziet of opmerkt. Zoals een vreemde geur.


Meer weten?

Zie de toolbox Werken in of nabij vervuilde grond.

7.13 Gevaarlijke stoffen

Tijdens je werk kun je in aanraking komen met verschillende gevaarlijke stoffen. Zoals brandgevaarlijke, giftige, oxiderende, bijtende en irriterende stoffen.



Risico's > Wat kan er gebeuren?
  • Gevaarlijke stoffen kunnen schadelijk zijn bij aanraking of inademing.
  • Sommige gevaarlijke stoffen kunnen ontploffen.
Maatregelen > Wat moet je doen?
  • Sla brandgevaarlijke, giftige, oxiderende, bijtende en irriterende stoffen op in een brandwerende kast of opslagcontainer. In een kast mag je maximaal 150 liter opslaan. En in een container maximaal 500 liter.
  • Je mag natuurlijk wel een werkvoorraad aanhouden. Dit is de hoeveelheid die genoeg is voor 1 dag. Is de werkvoorraad 50 liter of groter? Plaats de verpakking dan boven een vloeistofdichte lekbak.
  • Sluit de kast of container altijd af.
  • Zorg ervoor dat de kast of container geventileerd is.
  • Zorg ervoor dat op of nabij de deur het plaatje of de tekst ‘Roken en open vuur verboden’ staat.
  • Let erop dat verpakking heel is. En voorzien van het juiste etiket.
  • Plaats gevaarlijke vloeistoffen boven een voldoende grote lekbak.
  • Controleer of er veiligheidsinformatiebladen beschikbaar zijn (op papier of op het intranet).




Hoe herken je gevaarlijke stoffen?
Gevaarlijke stoffen kun je herkennen aan de symbolen op deze pagina.


Meer weten?

Zie de toolbox Gevaarlijke stoffen op een rwzi.

7.14 Materieel, machines en elektrisch handgereedschap

In je werk krijg je geregeld te maken met allerlei materieel, machines en elektrische gereedschappen. Zoals de bouwcirkelen de tafelsteenzaag, de slijpmachine, het lasapparaat of de schiethamer.


Risico's > Wat kan er gebeuren?
  • Elke machine en elk apparaat kent specifieke risico’s. In algemene zin zijn dit de belangrijkste:
  • Je kunt gewond raken. Bijvoorbeeld door ronddraaiende delen. Of door een niet goed onderhouden apparaat.
  • Je kunt een gehoorbeschadiging oplopen als je te lang werkt bij hard geluid.
  • Je kunt schadelijke stoffen en dampen inademen. Zoals deeltjes hout- of kunststof.
  • Het voorwerp dat je bewerkt, kan vlam vatten.
  • Je kunt te maken krijgen met overmatige hitte.
  • Je kunt geëlektrocuteerd worden.
Maatregelen > Wat moet je doen?
  • Lees altijd de handleiding voordat je aan de slag gaat. Weet wat je moet doen en waar je op moet letten.
  • Check de aanvullende toolbox van het betreffende materieel, de machine of het apparaat.
  • Gebruik altijd de aanvullende persoonlijke beschermingsmiddelen die zijn voorgeschreven.

Meer weten?
Zie de toolboxen over specifieke materialen, machines en elektrisch handgereedschap.

7.15 Besloten ruimtes

Kruipruimtes, opslagreservoirs, kelders: soms ben je aan het werk in besloten ruimtes.

Risico's > Wat kan er gebeuren?
  • Je kunt onwel raken of stikken doordat er onvoldoende zuurstof aanwezig is.
  • Je kunt onder spanning komen te staan.
  • Er kunnen giftige, brandbare of explosieve vloeistoffen aanwezig zijn.
  • Als er iets gebeurt, is een besloten ruimte vaak moeilijk toegankelijk.


Maatregelen > Wat moet je doen?
  • Ventileer de ruimte goed. Zijn er mogelijk schadelijke dampen aanwezig? Of is het zuurstofgehalte mogelijk te laag? Dan moeten er eerst metingen plaatsvinden.
  • Gebruik een veilige spanning: veiligheidstrafo’s, 42V-lampen en handgereedschap op accu’s.
  • Werk altijd met z’n tweeën. De andere persoon staat op wacht en slaat alarm in geval van nood. De persoon die op wacht staat betreedt nooit de ruimte bij een calamiteit. Houd contact via een portofoon of mobiele telefoon.
  • Let op de afmetingen van de kruipruimte. Deze moet minimaal 80 centimeter hoog zijn.
  • Het kruipluik of -gat moet minimaal 62x80 centimeter zijn. Zet het gat of luik duidelijk af.
  • Zorg voor een vluchtweg van kruipluik tot de werkplek van maximaal 18 meter.

Meer weten?
Zie de toolbox Besloten ruimtes.

7.16 Alleen werken

Werk je in isolement? Buiten het gezichtsveld of de gehoorafstand van anderen? Of is er geen direct contact met anderen mogelijk? Dan is er officieel sprake van ‘alleen werken’.



Risico's > Wat kan er gebeuren?

Als ‘alleenwerker’ loop je in grote lijnen dezelfde (ongevallen)risico’s als iemand die samen met anderen werkt. Maar wie alleen werkt, kan niet terugvallen op collega’s bij gevaar of een ongeval. Daardoor wordt het risico groter.

Maatregelen > Wat moet je doen?
  • Bekijk of het alleen werken kan worden vermeden.
  • Inventariseer welke risico’s er zijn bij het uitvoeren van de werkzaamheden. En welke omstandigheden extra risico’s opleveren voor alleen werken.

Neem zo nodig extra maatregelen. Bijvoorbeeld:

  • Meld je aan en af via de telefoon of een ander communicatiemiddel. Of zorg voor een continue spraakverbinding.
  • Draag een elektronische beveiliging. Die waarschuwt iemand als je een tijd niet meer heb bewogen.
  • Zorg voor mogelijkheden om alarm te kunnen slaan.
  • Zorg voor vrije vluchtwegen.
  • Zorg ervoor dat sleutels en andere hulpmiddelen zichtbaar en binnen handbereik zijn.
  • Maak goede afspraken met je thuisfront en leidinggevende over hoe te handelen als je niet thuiskomt. 

Verbod op alleen werken
In sommige gevallen is alleen werken helemaal verboden. Dit is het geval bij:

  • Werken in een ruimte waarin zich een elektrische installatie voor hoogspanning (meer dan 1.000V AC of 1.500V DC) bevindt. En waarvan de delen niet of onvoldoende zijn beschermd tegen (in)directe aanraking dan wel te dichte nadering.
  • Werken in een besloten ruimte met gevaar voor verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand of explosie.
  • Duikwerkzaamheden.
  • Het werken onder overdruk.
  • Werk door jongeren onder de 18 jaar.
Bij deze werkzaamheden moet een tweede persoon aanwezig zijn. De belangrijkste taken van deze tweede persoon zijn het houden van toezicht. En het organiseren van hulp als er tijdens de werkzaamheden iets fout gaat.

Meer weten?
Zie de toolbox Alleen werken.

7.17 Horizontaal en verticaal transport

Onder horizontaal en verticaal transport verstaan we het werken met een vorkheftruck of met hijsinstallaties (zoals kranen en takels). Het vervoeren van zware lasten is risicovol; fouten kunnen grote gevolgen hebben.

Je mag alléén werken met de vorkheftruck of een hijsinstallatie als je hiervoor een opleiding hebt gevolgd.


Risico's > Wat kan er gebeuren?
  • Je kunt geraakt worden door een vallend voorwerp.
  • Je kunt bekneld raken.
  • Je kunt personen of goederen aanrijden of zelf aangereden worden.
  • Het werktuig kan omvallen. 
Maatregelen > Wat moet je doen?
  • Loop nooit onder een last door.
  • Belast werktuigen nooit zwaarder dan toegestaan.
  • Controleer voor gebruik zaken als kettingen en hijsbanden. Deze moeten gekeurd zijn en mogen geen enkele beschadiging hebben.
  • Gebruik heftrucks en hijsinstallaties niet om mensen mee te vervoeren.
  • Zorg dat hijsinstallaties goed afgestempeld zijn.
  • Zorg dat je door de bestuurder gezien wordt, als je in de buurt van een horizontaal of verticaal transportmiddel bent.

Meer weten?
Zie bijvoorbeeld de toolboxen:
Hijsen aanslag van lasten,
Vorkheftruck,
Mobiele kranen, etc.

7.18 Fysieke belasting

Soms moet je voorwerpen zelf vervoeren, zonder hulpmiddelen. Een goede houding is dan erg belangrijk.

Risico's > Wat kan er gebeuren?

Door verkeerd te tillen, bukken, trekken of duwen kun je een blessure oplopen.

Maatregelen > Wat moet je doen?
  • Probeer handmatig tillen zoveel mogelijk te vermijden.
  • Buk en til niet onnodig. Gebruik hulpmiddelen.
  • Til niet te zwaar. Vraag collega’s om hulp bij zware en grote voorwerpen.
  • Houd de last zo dicht mogelijk tegen je lichaam. Voorkom dat je ver moet reiken.
  • Leg zware materialen en gereedschappen niet op de grond maar op werkhoogte neer (als dat kan).
  • Til niet met verdraaide rug. Ga recht voor de last staan. En laat je voeten het draaiwerk doen.
  • Til rustig en hou je rug zo veel mogelijk recht

Meer weten?
Zie de toolbox Fysieke belasting (tillen).


7.19 Dieren en planten

Tijdens het werk kun je in aanraking komen met planten en dieren. We houden ons aan de Gedragscode Flora & Fauna. Die heeft als doel om kwetsbare dieren en planten te beschermen.


Risico's > Wat kan er gebeuren?

Je kunt planten beschadigen en dieren verwonden/doden.

Maatregelen > Wat moet je doen?
  • Pluk geen planten.
  • Dood, verwond, vang en verontrust geen dieren.
  • Verniel of verstoor geen nestjes en holen.
  • Raap geen eieren.
Broedseizoen
Houd rekening met het broedseizoen van vogels (15 maart tot 15 juli).


Meer weten?

Zie de toolbox Flora en fauna.

7.20 Kantoorwerkzaamheden

Bij veiligheid denken we snel aan werk op de bouwplaats. Maar ook werken op kantoor brengt specifieke risico’s met zich mee. Daarom hebben we op kantoor ook een aantal afspraken waar we ons aan houden. Hier volgen de belangrijkste.

Risico's
Wat kan er gebeuren?
  • Lichamelijke klachten door verkeerde zithouding of langdurig computer werk.
  • Smerige of onoverzichtelijke werkplek.
  • Teruglopende productiviteit.
  • Stress.
  • Vermoeidheid.
Maatregelen
Wat moet je doen?
  • Richt je werkplek op de juiste manier in.
  • Plaats je beeldscherm op de juiste hoogte.
  • Gebruik een muis in plaats van een touchpad.
  • Stel je stoel goed in en zet de tafel op de juiste hoogte.
  • Houd je werkplek opgeruimd en schoon
  • Neem voldoende pauze, dit zorgt voor ontspanning en houd je productief.
  • Meld het wanneer de werkdruk te hoog wordt, een gezonde werkdruk is goed, maar trek aan de bel wanneer het te veel wordt.
  • Bespreek het met je collega, leidinggevende of de vertrouwenspersoon (zie hoofdstuk 3.1) als je denkt dat jij zelf of collega’s een te hoge of negatieve werkdruk ervaren.

7.21 Specifieke weersomstandigheden

Het weer kan van grote invloed zijn op onze veiligheid op het werk. Helaas kunnen we het weer niet beïnvloeden, dus hebben we afspraken gemaakt over wat te doen bij bijvoorbeeld sneeuw, onweer of storm.

Risico's
Wat kan er gebeuren?

De risico’s door het weer zijn erg uiteenlopend. Er valt bijvoorbeeld te denken aan extreme kou, waardoor onderkoeling mogelijk is, extreme hitte, hitte, elektrocutie of stroomstoring en doorslaan van stoppen door onweer en uitglijden door gladheid veroorzaak door sneeuw of vorst.

Maatregelen
Wat moet je doen?
  • Bekijk dagelijks de weersverwachting en neem indien nodig preventieve maatregelen tegen de gevolgen van externe weersinvloeden zoals onder andere wind, regen en sneeuw. Zoals bijvoorbeeld aangepaste kleding.
  • Wanneer de bouwplaats door sneeuw, ijs of regen onbegaanbaar is dient deze eerst begaanbaar gemaakt te worden voordat er wordt gestart met de werkzaamheden.
  • Zoek een veilige schuilplaats in geval van onweer, als er tussen de bliksem en donder minder dan 10 seconden is.
  • Veilige schuilplaatsen zijn gebouwen, keten, auto’s of machines.
  • Blijf uit de buurt van metaal, zoals kabels, radia toren, afrastering, lichtmasten, hijskranen, steigers en materieel.
  • Verwijder elektrisch gereedschap uit stopcontacten.

Meer weten?
Zie toolboxen: Rijden in de mistWat te doen bij onweerWerken in de zomer

7.22 Niet gesprongen explosieven

Ondanks vooronderzoek kun je tijdens het werk in aanraking komen met explosieven in de grond.

Risico's > Wat kan er gebeuren?

Kans op explosie.

Maatregelen > Wat moet je doen?

Vind je een explosief in de grond? Laat deze onberoerd. En neem direct contact op met een gespecialiseerde afdeling.

7.23 Biologische agentia

Tijdens het werk kun je in aanraking komen met zogenoemde ‘biologische agentia’. Dit zijn virussen, bacteriën, schimmels en parasieten. Je kunt zo overal tegenkomen. Bijvoorbeeld in de riolering of in het gras.

Risico's > Wat kan er gebeuren?

Bij besmetting kun je behoorlijk ziek worden.

Maatregelen > Wat moet je doen?

Let op je persoonlijke hygiëne

  • Eet, drink en rook niet op de werkplek.
  • Bedek open wondjes met een pleister die geen vocht doorlaat.
  • Draag beschermende werkkleding, veiligheidsschoeisel en werkhandschoenen.
  • Was na je werk je handen met desinfecterende zeep. 
Rioolwater
Kom je tijdens je werk in aanraking met rioolwater? Dan kun je een injectie krijgen. Vraag het aan je leidinggevende.

Meer weten?
Zie de toolbox Biologische agentia.


COLOFON

Contact
VeiligWerk BV
Email: support AT VeiligWerk.net

Colofon
Deze uitgave is met toestemming van Heijmans overgenomen door VeiligWerk.
De oorspronkelijke uitgave en basis voor dit handboek is tot stand gekomen middels een gezamenlijke inspanning van de HVK’ers van alle bedrijfsstromen van Heijmans.

Ontwerp en Illustraties
Studio Janna van den Berg, 's-Hertogenbosch
VeiligWerk

Uitgave
Eerste uitgave, Maart 2015
Huidige uitgave, Februari 2018